Giacomo Puccini: 1858-1924
Puccini komt  uit een familie van Kerkmusici uit het Italiaanse Lucca. Puccini begint zijn muzikale ontwikkeling dan ook in de kerk als lid van het jongenskoor en als organist. Van hem wordt niets anders verwacht dan dat hij kerkmusicus zal worden. Maar wanneer Puccini de opera Aida van Verdi  hoort, weet hij het zeker: hij wil kost wat het kost operacomponist worden en zo verpandt de jeugdige componist zijn hart aan de opera, zodat slechts een handje vol geestelijke werken herinnert aan zijn kerkelijke opvoeding. Een van zijn geestelijke werken is de Messa Di Gloria;  Een indrukwekkend werk waarin het talent van Puccini duidelijk tot uitdrukking komt.

Puccini gaat muziek studeren aan het conservatorium te Milaan waar hij o.a. krijgt van Ponchielli . Hij leidt een bohèmienachtig studentenleven. Zijn eerste opera, Le villi, uit 1884, heeft een redelijk succes. Daardoor komt hij in contact met de uitgever Giulio Ricordi , die zijn geestelijk vader wordt en zijn werk uitgeeft. Hoogtepunten uit Puccini’s opera-oeuvre zijn:

La Bohème (1896),Tosca (1900), Madame Butterfly (1904). Met name La Bohème is een werk dat zijn treffendste accenten ontleent aan zijn ervaringen in zijn jonge jaren, want deze opera is het prototype van de Italiaanse opera op het einde van de 19e eeuw en kan gezien en gehoord worden als een van de markantste werken van de late Romantiek op muziekdramatisch gebied.

Hoewel Puccini een ongewone populariteit geniet bij het publiek zijn niet alle critici enthousiast over hem. Verschillende musici en musicologen vinden dat hij uit is op effectbejag.

Messa di gloria
Giacomo Puccini’s Messa di Gloria of Messa a quattro voci is een mis gecomponeerd voor orkest en koor (SATB) met solo’s voor tenor- en bariton. De Messa di Gloria is een complete mis.

Puccini componeert de Messa als afstudeerproject aan het Istituto Musicale Pacini. De eerste uitvoering vindt plaats in Lucca op 12 juli 1880. Het Credo is al eerder geschreven én opgevoerd in 1878 en is door Puccini oorspronkelijk bedoeld als een zelfstandig werk.

Puccini hanteert in dit werk de traditionele technieken zoals fuga en contrapunt en mengt deze met melodische inventiviteit tot ware hoogtepunten. De tekst is de Latijnse mistekst, maar de melodieuze effecten zijn dramatisch en het doel is emotie. Ogenblikken van ultieme schoonheid hoort men in het : Qui tollis peccata mundi. Emotie is te vinden in het: Et incarnatus est in het Credo. Dramatiek horen we in het koor bij het: Et resurrexit. Soms zingt het koor een messcherp unisono, dan weer weven meerstemmige partijen uit koor en orkest samen complexe klankweefsels, zoals in het Domine Deus rex coelestis. Indrukwekkend is de koorfuga: Cum sancto spiritu waar het Gloria mee afsluit. Het uitbundige Gloria neemt het overgrote deel van de duur van het werk in beslag. Daaraan dankt de mis haar naam ‘Messa di Gloria’.

De componeerstijl is in vergelijking met de latere werken van Puccini nog zeer traditioneel, hoewel hier en daar de toekomstige operacomponist al van zich laat spreken.

Dit jeugdwerk van Puccini is méér dan alleen een vingeroefening van een jong talent. Het is een meesterwerk dat de luisteraar raakt en emotioneert.

In 1900 verbiedt paus Pius X  middels een richtlijn in een van zijn encyclieken deze Missa, want de muziek wordt als te theatraal  beoordeeld. De noten verdwijnen voor lange tijd in de kast en worden vergeten. Echter, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog vindt Broeder Dante Del Fiorentino een oude kopie van de partituur. Er volgt een geschil om de rechten. Dit conflict wordt uiteindelijk opgelost door de rechten te verdelen. Puccini sterft op 29 november 1924 in een Brusselse kliniek waar hij behandeld wordt voor keelkanker.

Bron: geschiedenis van de westerse muziek door D.J. Grout en C.V.  Palisca./ Gérard Verlinden: Elseviers groot muziekboek en Wikipedia