Kr̦nungsmesse РW.A. Mozart

Krönungsmesse – W.A. Mozart

Een andere naam voor de Krönungsmesse is: Missa in C Major KV 317. In maart 1779  componeerde Mozart deze mis in opdracht van graaf Colloredo, aartsbisschop van Salzburg.

Mozart is 17 jaar, wanneer Leopold Mozart zijn zoon, Wolfgan- Amadeus, een vaste aanstelling als organist aan het hof van de aartsbisschop van Salzburg weet te bezorgen. In het arbeidscontract wordt van Mozart verwacht dat hij, als de gelegenheid zich voordoet, het hof en de kerk van nieuwe composities voorzien zal tegen 450 gulden per jaar’. Ook verlangde de kerkvorst van Mozart dat er meer Duitse kerkliederen te horen zouden moeten komen tijdens de erediensten. De jonge Mozart, bewust van zijn talenten, verveelde zich echter in Salzburg en beklaagde zich over de kwaliteit van het muziekleven. In een brief van 7 augustus 1778, enkele weken, na de dood van zijn moeder, schreef hij aan Abbé Franz Joseph Bullinger: “Sie wissen, bester freünd, wie mir Salzburg verhasst ist … weil ich überall mehr hoffnung habe vergnügt und glücklich leben zu können; Salzburg ist kein ort für mein Talent.”

Niettemin voldoet Mozart, plichtsbewust als hij is, aan de gestelde arbeidsvoorwaarden en componeert de Mis in C, die op Paaszondag 1779 uitgevoerd wordt in de Salzburger Dom.

De Mis in C ontleent zijn bijnaam, hetzij aan de jaarlijkse kroning van een genadebeeld van de maagd Maria uit de landelijke omgeving van de bedevaartkerk Maria Plain bij Salzburg of aan het feit dat het – onder leiding van Salieri – deze mis werd uitgevoerd bij de kroningsplechtigheid van Leopold II in Praag in 1791, twaalf jaar nadat het werk was geschreven. De graaf en aartsbisschop van Salzburg hield niet van lange missen, dus had hij de voorwaarde gesteld, dat de mis kort moest zijn; hooguit drie kwartier.  De Krönungsmesse is geschreven voor vier solozangers ( bas, tenor, alt en sopraan) met koor en orkest. Om tijd te sparen laat Mozart de solisten vaak gezamenlijk zingen. Kenmerkend voor deze compositie is dat de solostemmen en het koor duidelijk van elkaar gescheiden worden.

Bijzonder aan deze mis is dat het plechtige openingsdeel, het Kyrie, een korte ouverture is waarin de zangers en de musici aan de luisteraar worden voorgesteld. Bovendien is de melodie van het begin van het Kyrië terug te vinden in de beginaria uit Mozart’s opera: Cosi fan tutte.

Het Gloria heeft een dansante ritmiek die stuwend werkt naar het Credo, dat onstuimig verder wervelt tot de muziek tot rust komt als de kerkgangers moeten knielen. Vervolgens het statige vierde deel, het Sanctus. Het onbezorgde Benedictus barst van de juichende Hosanna’s. Afsluitend, het Agnus Dei, dat begint met een sopraanaria, maar als slot een melodie uit het eerste deel herhaalt, waardoor de muzikale  cirkel zich sluit.

De hobopartij heeft een opmerkelijke rol. Het laatste deel van de mis, de aria uit het Agnus Dei, wordt later door Mozart nog eens ingezet in de profane aria Dove sono i bei momenti gezongen door gravin Almaviva in de opera Le Nozze di Figaro.

Hoewel, zoals genoemd, een korte mis, is het wel een mis met grandeur. Meteen al in het ‘Kyrie’ wordt een indruk van grootsheid, van pracht en praal gegeven dankzij de inzet van het koper: twee hoorns, twee trompetten en drie trombones. Veel van de koorgedeelten zijn homofonisch waardoor ze met alle vier de partijen in dezelfde ritmische waarden een heel direct en pakkend karakter krijgen.

Bron: o.a. H.C. Robbins Landon: Mozart isbn.90.4390.312 / Klavierauszug Breitkopf./ Jan de Kruijff: musicalifeiten (muziekdatabank)