Gedegen concert Valerius in Bethelkerk
De Christelijke Oratorium Vereniging ‘Valerius’ gaf vrijdagavond in de Barneveldse Bethelkerk een gedegen concert. Het concert bestond voor de pauze uit vier werken van vier componisten uit de negentiende eeuw.
‘Ein geistliches Lied’ van Brahms was de opening. Het lied, dat oproept tot tevredenheid over wat God zal beschikken, werd door het koor met ingetogenheid gebracht. In het begin werd die ingetogenheid versterkt doordat de sopranen wat aarzelend van start gingen.
Het was ook duidelijk hoorbaar dat er wat minder sopranen zijn. Dat verhaal ging ook op voor de tenoren, die best wat aanvulling zouden kunnen gebruiken.
Desalniettemin bleken in de loop van het concert de bezwaren steeds minder naar voren te komen.
Zo waren de sopranen in het slotkoor hun schroom volledig te boven.
Een geheel ander werk was ‘Denn Er hat seinen Engeln befohlen (Psalm 91)’ van Felix Mendelssohn Bartholdy; een levenslustig en vrolijk lied, dat met enthousiasme ten gehore werd gebracht.
Het koor was zelfs zo enthousiast, dat er bijna enige frictie dreigde met de uitstekende begeleiding van de organiste Gonny van der Maten.
Van Franz Schubert viel vervolgens ‘Gott ist mein Hirt’ (De Heer is mijn herder, Ps. 23) te beluisteren, waarbij de alten een uitstekende partij zongen.
Het slotlied voor de pauze was het werk ‘De zaligsprekingen’ (Mattheüs 5) in de bewerking van Franz Liszt, waarbij de bas solist Martijn Sanders steeds elke zaligspreking voorzong, die dan gevolgd werd door een bewerking voor het koor.
Het koor was hierbij geweldig adequaat op dreef. Sanders daarentegen moest zijn partij zo ingetogen vertolken, dat de klank iets te nasaal overkwam.
Na de pauze voerde Valerius, dat onder leiding stond van Ger Vos, een groter werk uit:’Ein Deutsches Requiem’ van Johannes Brahms.
“Ein Deutsches Requiem†is een beetje een misleidende titel, want dat woord requiem betekent een mis voor een gestorvene en dat is dit werk allerminst.
Het werk beschrijft in zeven delen een groot Godsvertrouwen, dat weliswaar soms gevoed werd door een aantal droevige voorvallen in het leven van de componist, maar die geenszins de gedragenheid van een dodenmis tot gevolg hebben.
Het eerste deel begon vrijdagavond met ‘Zalig de treurenden’, dat werd voortgezet met de zekerheid dat men met gejuich zal thuiskomen.
In het tweede deel liet het koor een fraaie afwisseling van fortissimo en pianissimo horen.
Diverse teksten uit diverse Bijbelboeken lieten het deel uitmonden in een juichkreet.
Bariton en koor waren actief in zowel deel drie als in deel zes met in deel drie een prachtig breed slot.
Deel vier, het hart van het werk, was voor het koor een van de hoogtepunten met de teksten van Psalm 84, “Hoe lieflijk is uw woning Heer…â€.
De sopraan Heleen Koele had een glansrol in deel vijf van dit koorwerk.
Haar stem bleek helder en zuiver, ook in de hogere registers.
Het slotkoor was qua muzikaliteit geweldig. Valerius deed er verstandig aan om de Engelse versie uit te voeren met als begeleiding alleen vierhandig piano (Roland Aalbers en Chris Kok).
Daardoor kwam het koorwerk veel beter tot zijn recht dan bij de begeleiding door een compleet orkest.
Het werk kreeg op deze manier een veel intiemere klank dan in een bombastische, orkestrale variant.