Bach schreef het Weihnachts-Oratorium voor de kersttijd van 1734/1735. In feite is het niet bedoeld als oratorium, maar zijn het zes losse cantates of delen, bedoeld om op zes verschillende dagen uitgevoerd te worden. Maar omdat de zes delen met elkaar verbonden zijn middels een doorgaande verhaallijn, wordt er toch gesproken van een oratorium. In onze tijd wordt het ook vrijwel altijd als oratorium uitgevoerd. Dat wil zeggen dat de zes cantates geheel of gedeeltelijk in één uitvoering worden uitgevoerd. In de tijd van Bach werd dat dus niet gedaan. De cantates waren bestemd voor drie kerstdagen, nieuwjaarsdag, de zondag na nieuwjaar en Driekoningen.

In 1734 werden de verschillende delen in Leipzig uitgevoerd in twee kerken. Zo werd op 1e Kerstdag het eerste deel ’s morgen uitgevoerd in de Nicolaikerk en ’s middags in de Thomaskerk. Op 2e Kerstdag werd het tweede deel ’s morgens in de Thomaskerk uitgevoerd en ’s middags in de Nicolaikerk.

In onze tijd kan het Weihnachts-Oratorium op veel waardering rekenen. Dat is niet altijd zo geweest. Verschillende Bachkenners waaronder Albert Schweitzer vonden het een inferieur werk van Bach. Dat had te maken met het feit, dat het Weihnachts-Oratorium grotendeels bestaat uit hergebruikt eerder werk. Voor het overgrote deel bestaat het Weihnachts-Oratorium uit delen van eerdere wereldlijke en geestelijke cantates. Govert Jan Bach (geen directe familie!), die veel onderzoek gedaan heeft naar werken van Bach, spreekt liever van “transformatie” dan van hergebruik. Bach transformeert eerder werk tot het doel waarmee het past in zijn nieuwe werk.

 Als Valerius hebben we kennis gemaakt met deze transformatie toen we eerder het Weihnachts-Oratorium uitvoerden onder leiding van Ger Vos. Wij zongen toen in het openingskoor niet: Jauchzet, frohlocket, auf, preiset die Tage maar: Tönet ihr Pauken, erschallet Trompeten.Dit koor componeerde Bach voor een felicitatiecantate voor de verjaardag van Keurvorstin-Koningin Maria Josepha op 8 december 1733. In het handschrift van Bach staat hier ook Tönet ihr Pauken…, maar dan doorgestreept en vervangen door Jauchzet, frohlocket… Sommigen denken dat Bach door de leiding van de kerk gedwongen is tot deze aanpassing. Ook de delen 8, 15 en 24 komen uit deze feestcantate. Uit een andere feestcantate, Laßt uns sorgen, laßt uns wachen. Herkules auf dem Scheidewege, een cantate voor de verjaardag van de Keurprins Friedrich Christian op 5 september 1733, komen de oratoriumdelen 4, 19, 29, 36, 39, 41. Het laatste, zesde deel van het Weihnachts-Oratorium is gebaseerd op een kerkcantate, waarvan alleen de instrumentale partijen zijn overgenomen. Deel vijf is vrijwel helemaal origineel gecomponeerd voor het Weihnachts-Oratorium. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de Sinfonia en het Ehre sei Gott in der Höhe uit deel twee.

In de composities van Bach is de muziek vertolking van de tekst. Muziek en tekst vormen een eenheid. Een paar voorbeelden uit het tweede deel. Het gaat over de herders die van de engel te horen krijgen dat Jezus geboren is. In de Sinfonia in het begin van dit deel worden de herders en de engelen als het ware geïntroduceerd. Er klinkt een dialoog tussen de engelen (de strijkers en de fluiten) en de herders (de hobo’s). In het daarop volgende recitatief krijgt “des Nachts” de laagste toon, terwijl “des Herren Engel” afdaalt uit de hoogte. Het koraal “Schaut hin! dort liegt im finstern Stall”  staat in een lage toonzetting om de nederigheid van de geboorte van Jezus aan te geven. Het slotkoraal uit deel 2, “Wir singen dir in deinem Heer”, heeft dezelfde melodie, maar dan vijf tonen hoger om de heerlijkheid van Jezus aan te geven.

De tekst van het Weihnachts-Oratorium is wat de Bijbelgedeelten betreft een weergave van de bekende geboortegeschiedenis uit Lukas 2:1-21 (deel I-IV) en de geschiedenis van de Wijzen uit het Oosten uit Mattheus 2:1-12 (deel V,VI). Deze evangeliedelen worden als recitatief gezongen door de evangelist (tenor) en een enkele keer als koor, bijvoorbeeld “Ehre sei Gott in der Höhe” en “Lasset uns nun gehen gen Bethlehem”. Naast de Bijbeltekst zijn er de koorstukken, koralen en aria’s, die dienen als reflectie op en verinnerlijking van het gebeuren. Er wordt veel gejubeld in het Weihnachts-Oratorium, en dat is geen wonder want het gaat om de geboorte van “Gottes Sohn”, die als Heiland voor de wereld op aarde komt.

De persoonlijke betekenis van de geboorte van Jezus krijgt vorm in het eerste koraal: “Wie soll ich dich empfangen”, waarin zowel verlangen als verwondering doorklinkt. Heel persoonlijk wordt het in het koraal: “Ach, mein herzliebes Jesulein”, waarin Jezus, die in een kribbe gelegd is, gevraagd wordt een bedje te maken in mijn hart. Als later de herders bij het Kind geweest zijn en vertellen wat ze van de engel over dit Kind gehoord hebben, wordt vermeld, dat Maria al deze woorden bewaarde en overlegde in haar hart. In het koraal dat daarop volgt sluit de gelovige daarbij aan met de woorden “Ich will dich met Fleiss bewahren”. In dit koraal wordt de verbondenheid met Jezus doorgetrokken tot in het eeuwige leven.

In de aria’s wordt gereflecteerd op de geboorte van Jezus. In de bas aria “Grosser Herr und starker König” wordt de tegenstelling getekend tussen de macht en de heerlijkheid van Jezus als Zoon van God en heerser over de wereld aan de ene kant en zijn nederige plaats in de kribbe aan de andere kant. Een andere sfeer klinkt door in de alt aria “Schlafe, mein Liebster”, een slaapliedje voor het Kind in de kribbe, waarin de verwachting doorklinkt dat dit Kind ons vreugde gaat geven.

Bijzonder is ook de zogenaamde echo-aria “Flösst, mein Heiland”. Is er dankzij de naam van Jezus nog vrees voor de dood? “Nein!” “Nein!” Mag ik mij verheugen in zijn naam? “Ja!” “Ja!”

Dat wij ons concert afsluiten met het openingskoor van deel V is wel toepasselijk: “Ehre sei dir, Gott, gesungen”. De geboorte van Jezus laat zien dat ons heil God ter harte gaat. En wij verheugen ons in de zegen die daarin tot ons komt. Met Bach, die vaak zijn werk ondertekende met S.D.G. zeggen wij daarom: Soli Deo Gloria!

Wim Meijer

Bronnen:
https://www.oudweb.nl/bach-weihnachts.html
https://www.preludium.nl/johann-sebastian-bach-weihnachtsoratorium
https://nl.wikipedia.org/wiki/Weihnachtsoratorium

Johann Sebastian Bach  (1685-1750)

 Het geslacht Bach brengt verschillende generaties lang als vanzelfsprekend hoogbegaafde musici voort. De stamvader van dezeoude muzikantenfamilie uit Thüringen is een zekere Hans Bach (ca. 1580-1626). Van zijn drie muzikaal actieve zonen is Christoph (1613-1661) de grootvader van Johann Sebastian. Zijn vader is Johann Ambrosius (1645-1695) en zijn oudere broer heet Johann Christoph (1671-1721). Johann Sebastian Bach trouwt twee keer. Uit zijn eerste huwelijk worden Wilhelm Friedemann en Carl Philip

Emanuel geboren; uit zijn tweede Johann Gottfried, Johann Christoph Friederich en Johann Christian. Met de zoon van Johann Christoph Friederich, Wilhelm Friedrich Ernst sterft de laatste Bach in 1845. Bachs vader is stadsmusicus en met de povere inkomsten heeft de familie het niet erg breed. Wanneer Johann Sebastian negen jaar is, sterft zijn vader; een jaar nadien zijn moeder. De jonge Johann Sebastian (geboren op 21 maart 1685) wordt opgenomen in het gezin van zijn  oom, de oudste broer van zijn vader Johann Christoph.

Oom Johann Christoph, wier leermeester Johann Pachelbel (1653-1706) was, geeft zelf muziekles.

Enkele maanden werkt Bach als violist bij hertog Johann Ernst in Weimar. Als achttienjarige krijgt hij een aanstelling als organist in Arnstadt. In Arnstadt ontmoet hij zijn nicht Barbara, leert haar kennen en trouwt haar. Bach komt in conflict met zijn werkgever omdat hij een studiereis van vier weken naar Lübeck (om Buxtehude te horen spelen) weet te rekken tot drie maanden. Hij neemt ontslag en wordt organist in Mülhausen. In Mülhausen wordt Bach naar behoren betaald, doch Bach knapt af op de slechte organisatie en neemt ontslag. Hij keert terug naar Weimar en wordt hoforganist, kamermusicus en concertmeester. Bachs streven is om eerste kapelmeester te worden. Voor die door Bach gewenste baan blijkt echter de tijd nog niet rijp en hij aanvaardt de lagere functie van kapelmeester in Cöthen . Bekend is Bachs klacht dat er geen kerkmuziek voor handen is en het orgel door Bach als onbeduidend gekwalificeerd wordt. Kamermuziek alleen boeit Bach onvoldoende, zodat hij alert blijft op andere mogelijkheden.
Een sollicitatie als organist in Hamburg mislukt door gebrek aan geld en als Kühnau, de cantor van de Thomasschule in Leipzig sterft, twijfelt Bach toch even of hij die nederige post zal overnemen. Omwille van de kinderen neemt hij zijn intrek in Leipzig op 5 mei 1723. Intussen is Barbara gestorven en trouwt hij met Anna Magdalena Wülken. In Leipzig moet Bach zich niet alleen bezig houden met het leveren van cantates en motetten voor de kerkdiensten, maar ook het geven van muzieklessen en Latijn behoren tot zijn taak. Met zijn superieuren kan Bach niet zo best opschieten. Regelmatig, na een conflict, overweegt hij om naar een andere werkgever uit te zien: telkens schikte hij zich weer in zijn lot omwille van zijn kinderen wier opvoeding hem boven alles ter harte gaat en voor wie hij steeds een goede huisvader wil zijn.

Bachs leven gaat niet over rozen. Behalve zijn eerste vrouw sterven drie kinderen uit het eerste en zeven uit zijn tweede huwelijk. Tijdens de laatste jaren van zijn leven is Bach blind geworden. Hij sterft op 28 juli 1750. Tijdens zijn leven was hij vooral bekend als musicus en orgelexpert, meer dan als componist. Bijna een eeuw heeft men gewerkt aan de officiële uitgave  van zijn werken (de Bach Werke Verzeichnis, die in 1950 is afgerond.) Een aantal werken van Bach zijn verloren gegaan .

Trudy Derksen-Key.

De Matthaüspassion van Johann Sebastian Bach

De Matthäus-Passion of Mattheüspassie (BWV 244) is een Oratorium voor solisten, dubbelkoor en dubbelorkest gecomponeerd door Johann Sebastian Bach in 1727. ‘De Matthäus’ vertelt de lijdensgeschiedenis en het sterven van Jezus. Het is één van de bekendste werken van Johann Sebastian Bach (1685-1750) en wordt beschouwd als een fenomenaal meesterwerk  uit de Barokperiode.

‘De Matthäus’ is opgebouwd uit:

  • Recitatieven (de verhaallijn van het evangelie volgens Matthäus, gezongen door solisten),
  • Koralen (oorsponkelijk eenstemmige traditionele kerkliederen, die door Bach vierstemmig uitgewerkt zijn.),
  • Aria’s (persoonlijk gedichte teksten van Christian Friedrich Henrici, een Duitse dichter,meestal in A-B-A-vorm)
  • Het Koor: Het koor geeft commentaren  en beschouwingen vanuit de menigte op de gebeurtenissen.

Geschiedenis

Bach schreef zijn Matthaüspassie in 1727. Vermoedelijk werd deze voor het eerst uitgevoerd op Goede Vrijdag  (11 april 1727) in de Thomaskirche in Leipzig.Tijdens het leven van Bach werd de Matthäus slechts enkele keren uitgevoerd. Bach heeft aan deze Passie ook nog een paar keer gesleuteld. Hij verving onder andere in de continuo een van de orgels door een klavecimbel. De laatste uitvoering tijdens Bachs leven dateert van 1742 en Bach deed zijn laatste revisie nog later, in 1746. Tegenwoordig wordt meestal deze laatste versie uitgevoerd.

Na Bach’s overlijden in 1750 raakte veel van zijn muziek in de vergetelheid. Via allerlei familiaire omwegen kwam Felix Mendelssohn in aanraking met een volledige kopie van de Matthäuspassie. Vanaf dat moment was het Mendelssohns doel om de Matthäuspassie van Bach in ere te herstellen. Mendelssohn voerde enkele coupures door in het werk en deed een aantal aanpassingen aan de instrumentatie, maar liet het werk voor de rest intact. Mendelssohn zelf dirigeerde en voerde de Matthäuspassie van Bach opnieuw uit op 11 maart 1829, in Berlijn.

Verhaallijn

Het werk bestaat uit twee delen. Deel I opent met het koor Kommt, ihr Töchter, helft mir klagen, waar koor I en II in een vraag-antwoord-dialoog gaan. Dat fragment schetst het beeld van een lam, dat op het kruis geslacht wordt en zet daarmee de toon voor de rest van het werk. De eerste scènes spelen zich af in Jeruzalem: Jezus kondigt zijn dood aan en de plannen om hem te doden worden ook reeds genoemd. In de volgende scène sluit Judas Iscariot een deal over de prijs om Jezus uit te leveren. Ondertussen worden de voorbereidingen van het Paasmaal in detail beschreven, evenals het Laatste Avondmaal met de apostelen, dat overschaduwd wordt door het naderende verraad. Na de maaltijd gaat het gezelschap  naar de Hof van Olijven, waar Jezus voorspelt dat Petrus hem drie  maal zal verloochenen voor de haan kraait. Jezus vraagt zijn volgelingen, enkele keren, om hem te steunen, maar ze vallen in slaap terwijl hij bidt. In dezelfde Hof van Olijven wordt Jezus verraden door de kus van Judas, zodat hij gearresteerd wordt.

Deel I wordt afgesloten met een vierdelige koraal O Mensch, bewein dein Sünde groß, dat ons mensen herinnert aan Jezus geboorte en dat hij naar de aarde gekomen is om bemiddelaar te worden voor de mensen.

De eerste scène van deel II handelt over het verhoor bij de hogepriester Kajafas waar twee getuigen beweren Jezus te hebben horen zeggen dat hij de Tempel zal vernietigen en in drie dagen opnieuw zal opbouwen. Jezus zwijgt, maar zijn antwoord op de vraag of hij de Zoon van God is, wordt beschouwd als heiligschennis en gezien als een gegronde reden voor zijn dood. Buiten krijgt Petrus  drie maal te horen dat hij bij Jezus hoort, maar tot drie maal toe ontkent hij dit, waarna de haan drie keer kraait.’s Morgens  wordt Jezus naar Pontius Pilatus geleid. Judas krijgt spijt van zijn verraad en pleegt zelfmoord. Pilatus ondervraagt Jezus , is onder de indruk en is geneigd hem vrij te laten. Het is gebruikelijk één gevangene vrij te laten voor het Paasfeest; Pilatus’ vrouw steunt hem daarin. Maar als het volk moet kiezen of Jezus dan wel Barabbas (een dief en moordenaar) moet worden vrijgelaten, roept het volk luid en duidelijk “Barabbas”!  Het volk wil Jezus kruisigen, Pilatus stemt toe en wast zijn handen in onschuld. Pilatus laat Jezus geselen en levert hem over aan het volk voor de kruisiging. Op weg naar de berg waar hij gekruisigd zal worden, wordt Simon van Cyrene gedwongen het kruis te dragen. Op Golgotha wordt Jezus samen met twee rovers gekruisigd en bespot door de massa. Zelfs zijn laatste worden worden niet begrepen. Als hij Psalm 22 citeert (Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten), denken sommigen dat hij de profeet Elia roept. Als Jezus sterft, scheurt het voorhangsel van de tempel middendoor en beeft de aarde. Bach drukt deze gebeurtenissen duidelijk hoorbaar uit in de keuze van zijn noten.’s Avonds  verzoekt Jozef van Arimathea aan Pilatus om het lichaam van Jezus te mogen begraven. De volgende dag wordt Pilatus herinnerd aan het gerucht van de opstanding en besloten wordt om wachters te plaatsen bij het graf.

Symboliek

Bach speelt graag met getallen. Zo is de getalwaarde van de naam BACH gelijk aan 14  (B is de 2e letter van het alfabet, A de 1e, C de 3e en H de 8e, samen is dat 14). Het getal 14 komt in de Matthäuspassie veelvuldig voor, er zijn bijvoorbeeld 14 koralen, wat dus terugslaat op de naam Bach. Minder bekend is dat 14 maal naar het Hart verwezen wordt.

De Matthäuspassie bestaat in totaal uit 68 muziekstukken. Naast de 14 koralen zijn er 27 passages waarin het evangelie wordt gezongen, en 27 overige stukken. Het getal 27 staat bij Bach voor de drie-eenheid van God (3×3×3). De 27 stukken evangelietekst bestaan uit in totaal 729 maten, wat het kwadraat is van 27. In het stuk wordt door het koor Herr, bin ich’s ? gezongen. Het is een fragment, waarin Jezus met de 12 apostelen aan het laatste avondmaal deel neemt.

Het woord Herr wordt elf keer gezongen, geen 12 keer, Judas (de verrader) zingt immers niet mee. Een ander duidelijk voorbeeld van symboliek vindt men in de muzikale omlijsting van Jezus: bij alle teksten die Jezus zingt, wordt hij begeleid door liefelijke strijkers, behalve bij z’n laatste woorden. Deze beroemde woorden luiden Eli, eli, lama asabthani, vertaald Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten; de volledige verlatenheid van Jezus wordt hier dus geïllustreerd door de afwezigheid van de strijkers. De Matthäuspassie eindigt met een groot septiem. Dit symboliseert de opstanding van Christus. Maar de symboliek komt ook op een minder subtiele wijze terug. De begeleiding van de Christuspartij in de recitatieven bijvoorbeeld gebeurt met een basso continuo. In totaal speelt deze basbegeleiding 365 noten, het aantal dagen in het jaar. Bach geeft hiermee aan dat Jezus de basis van alle dagen van het jaar vormt.

Trudy Derksen-Key.

Bronnen: bewerkte samenvatting van teksten uit boeken en websites.