Georg Friedrich Händel is 57 jaar oud als hij wordt uitgenodigd om een aantal benefietconcerten in Dublin te komen geven. Händel woont in Londen en heeft weinig zin in de lange reis. Vier jaar geleden heeft hij namelijk een beroerte gehad, en sindsdien lijdt hij aan allerlei kwaaltjes. Bovendien heeft hij met speculeren een heleboel geld verloren. Hij is zwaar depressief en komt nauwelijks de deur uit.

Een paar maanden later ontvangt Händel een tekst met het verzoek er een oratorium, een compositie voor solisten, koor en orkest, van te maken. De tekst komt van Charles Jennens en bestaat uit losse bijbelteksten die samen het dramatische en ontroerende verhaal van het leven van Jezus vertellen. Händel heeft wel eens eerder met Jennens samengewerkt, en heeft eigenlijk maar een hekel aan hem. Hij vindt Jennens “een ijdele domkop, die gek is geworden van zijn eigen geld.” Toch inspireert de tekst Händel. Hij gaat zelfs met zoveel enthousiasme aan het werk dat hij het hele oratorium binnen 24 dagen af heeft. Hij werkt zo hard dat hij nauwelijks de tijd neemt om te eten en te slapen, en hij is zo chagrijnig dat zijn bedienden bang zijn dat hij gek aan het worden is.

Het oratorium krijgt de naam Messiah (Messias). Het bestaat uit drie delen. Het eerste deel beschrijft de aankondiging en de geboorte van Jezus in grootse koren en lieflijke aria’s. In het tweede deel verandert de sfeer als het lijden van Jezus en de kruisiging worden uitgebeeld. Maar bij de wederopstandig en de hemelvaart wordt de toon weer optimistisch, en het deel eindigt in een uitgelaten stemming met het beroemde Halleluja-koor. Het derde deel is één grote jubelzang op de overwinning van het kwade en de belofte van het eeuwige leven.

De Messiah is geknipt voor een benefietconcert, en Händel vertrekt goedgemutst naar Dublin waar hij door het nieuwsgierige publiek als een held wordt ontvangen. De kaartjes voor de première vliegen de deur uit. Jammer genoeg kunnen er maar 600 mensen in de zaal, maar de organisatoren hebben een slimme oplossing bedacht om meer toehoorders te kunnen plaatsen. Ze zetten een berichtje in de krant waarin de dames worden gevraagd of ze de hoepels uit hun rokken willen halen, en de heren of ze hun zwaarden thuis willen laten. Zo kunnen er nog eens honderd mensen het concert bijwonen.

Volgens ooggetuigen moet het een schitterend concert zijn geweest met uitstekende solisten. Eén muziekliefhebber is zelfs zo geroerd door een zangeres die de reputatie heeft nogal een lellebel te zijn, dat hij haar toeroept: “Mevrouw, dat hiervoor uw zonden u vergeven mogen worden!”

Eén persoon is niet blij met de Messiah, en dat is tekstschrijver Jennens. “De Messiah heeft me teleurgesteld.” pruilt hij. “Het werk is in grote haast geschreven, terwijl Händel zei dat hij er wel een jaar voor nodig had, en dat het zijn beste compositie zou worden. Ik zal hem geen Heilige Woorden meer in handen geven als ze zo worden misbruikt.”

Jennens zat er goed naast, want de Messiah is de meest geliefde compositie aller tijden. Dit blijkt onder andere uit de vele bewerkingen die ervan bestaan. Zo is er bijvoorbeeld de jazz-versie Too hot to Handel, de dans- en theatershow x-file: m.e.s.s.i.a.h, en natuurlijk Tom Parkers vrolijke rock-opera Young Messiah. Daarnaast zijn er mammoetuitvoeringen met soms wel 4000 medewerkers, en Messiah-sing-alongs en Messiah-scratches waarin het publiek mee mag zingen en of spelen. Maar de belangrijkste graadmeter van de populariteit van de Messiah is de volgende: sinds die gedenkwaardige première in Dublin is het werk ieder jaar minstens één keer uitgevoerd. Dat is nu al meer dan 260 jaar lang, en daar kan geen enkel ander muziekstuk aan tippen.

Giacomo Puccini (1858-1924) komt  uit een familie van Kerkmusici uit het Italiaanse Lucca. Puccini begint zijn muzikale ontwikkeling dan ook in de kerk als lid van het jongenskoor en als organist. Van hem wordt niets anders verwacht dan dat hij kerkmusicus zal worden. Maar wanneer Puccini de opera Aida van Verdi  hoort, weet hij het zeker: hij wil kost wat het kost operacomponist worden en zo verpandt de jeugdige componist zijn hart aan de opera, zodat slechts een handje vol geestelijke werken herinnert aan zijn kerkelijke opvoeding. Een van zijn geestelijke werken is de Messa Di Gloria;  Een indrukwekkend werk waarin het talent van Puccini duidelijk tot uitdrukking komt.

Puccini gaat muziek studeren aan het conservatorium te Milaan waar hij o.a. krijgt van Ponchielli . Hij leidt een bohèmienachtig studentenleven. Zijn eerste opera, Le villi, uit 1884, heeft een redelijk succes. Daardoor komt hij in contact met de uitgever Giulio Ricordi , die zijn geestelijk vader wordt en zijn werk uitgeeft. Hoogtepunten uit Puccini’s opera-oeuvre zijn:

La Bohème (1896),Tosca (1900), Madame Butterfly (1904). Met name La Bohème is een werk dat zijn treffendste accenten ontleent aan zijn ervaringen in zijn jonge jaren, want deze opera is het prototype van de Italiaanse opera op het einde van de 19e eeuw en kan gezien en gehoord worden als een van de markantste werken van de late Romantiek op muziekdramatisch gebied.

Hoewel Puccini een ongewone populariteit geniet bij het publiek zijn niet alle critici enthousiast over hem. Verschillende musici en musicologen vinden dat hij uit is op effectbejag.

Messa di gloria
Giacomo Puccini’s Messa di Gloria of Messa a quattro voci is een mis gecomponeerd voor orkest en koor (SATB) met solo’s voor tenor- en bariton. De Messa di Gloria is een complete mis.

Puccini componeert de Messa als afstudeerproject aan het Istituto Musicale Pacini. De eerste uitvoering vindt plaats in Lucca op 12 juli 1880. Het Credo is al eerder geschreven én opgevoerd in 1878 en is door Puccini oorspronkelijk bedoeld als een zelfstandig werk.

Puccini hanteert in dit werk de traditionele technieken zoals fuga en contrapunt en mengt deze met melodische inventiviteit tot ware hoogtepunten. De tekst is de Latijnse mistekst, maar de melodieuze effecten zijn dramatisch en het doel is emotie. Ogenblikken van ultieme schoonheid hoort men in het : Qui tollis peccata mundi. Emotie is te vinden in het: Et incarnatus est in het Credo. Dramatiek horen we in het koor bij het: Et resurrexit. Soms zingt het koor een messcherp unisono, dan weer weven meerstemmige partijen uit koor en orkest samen complexe klankweefsels, zoals in het Domine Deus rex coelestis. Indrukwekkend is de koorfuga: Cum sancto spiritu waar het Gloria mee afsluit. Het uitbundige Gloria neemt het overgrote deel van de duur van het werk in beslag. Daaraan dankt de mis haar naam ‘Messa di Gloria’.

De componeerstijl is in vergelijking met de latere werken van Puccini nog zeer traditioneel, hoewel hier en daar de toekomstige operacomponist al van zich laat spreken.

Dit jeugdwerk van Puccini is méér dan alleen een vingeroefening van een jong talent. Het is een meesterwerk dat de luisteraar raakt en emotioneert.

In 1900 verbiedt paus Pius X  middels een richtlijn in een van zijn encyclieken deze Missa, want de muziek wordt als te theatraal  beoordeeld. De noten verdwijnen voor lange tijd in de kast en worden vergeten. Echter, aan het einde van de Tweede Wereldoorlog vindt Broeder Dante Del Fiorentino een oude kopie van de partituur. Er volgt een geschil om de rechten. Dit conflict wordt uiteindelijk opgelost door de rechten te verdelen. Puccini sterft op 29 november 1924 in een Brusselse kliniek waar hij behandeld wordt voor keelkanker.

Bron: geschiedenis van de westerse muziek door D.J. Grout en C.V.  Palisca./ Gérard Verlinden: Elseviers groot muziekboek en Wikipedia

Een andere naam voor de Krönungsmesse is: Missa in C Major KV 317. In maart 1779  componeerde Mozart deze mis in opdracht van graaf Colloredo, aartsbisschop van Salzburg.

Mozart is 17 jaar, wanneer Leopold Mozart zijn zoon, Wolfgan- Amadeus, een vaste aanstelling als organist aan het hof van de aartsbisschop van Salzburg weet te bezorgen. In het arbeidscontract wordt van Mozart verwacht dat hij, als de gelegenheid zich voordoet, het hof en de kerk van nieuwe composities voorzien zal tegen 450 gulden per jaar’. Ook verlangde de kerkvorst van Mozart dat er meer Duitse kerkliederen te horen zouden moeten komen tijdens de erediensten. De jonge Mozart, bewust van zijn talenten, verveelde zich echter in Salzburg en beklaagde zich over de kwaliteit van het muziekleven. In een brief van 7 augustus 1778, enkele weken, na de dood van zijn moeder, schreef hij aan Abbé Franz Joseph Bullinger: “Sie wissen, bester freünd, wie mir Salzburg verhasst ist … weil ich überall mehr hoffnung habe vergnügt und glücklich leben zu können; Salzburg ist kein ort für mein Talent.”

Niettemin voldoet Mozart, plichtsbewust als hij is, aan de gestelde arbeidsvoorwaarden en componeert de Mis in C, die op Paaszondag 1779 uitgevoerd wordt in de Salzburger Dom.

De Mis in C ontleent zijn bijnaam, hetzij aan de jaarlijkse kroning van een genadebeeld van de maagd Maria uit de landelijke omgeving van de bedevaartkerk Maria Plain bij Salzburg of aan het feit dat het – onder leiding van Salieri – deze mis werd uitgevoerd bij de kroningsplechtigheid van Leopold II in Praag in 1791, twaalf jaar nadat het werk was geschreven. De graaf en aartsbisschop van Salzburg hield niet van lange missen, dus had hij de voorwaarde gesteld, dat de mis kort moest zijn; hooguit drie kwartier.  De Krönungsmesse is geschreven voor vier solozangers ( bas, tenor, alt en sopraan) met koor en orkest. Om tijd te sparen laat Mozart de solisten vaak gezamenlijk zingen. Kenmerkend voor deze compositie is dat de solostemmen en het koor duidelijk van elkaar gescheiden worden.

Bijzonder aan deze mis is dat het plechtige openingsdeel, het Kyrie, een korte ouverture is waarin de zangers en de musici aan de luisteraar worden voorgesteld. Bovendien is de melodie van het begin van het Kyrië terug te vinden in de beginaria uit Mozart’s opera: Cosi fan tutte.

Het Gloria heeft een dansante ritmiek die stuwend werkt naar het Credo, dat onstuimig verder wervelt tot de muziek tot rust komt als de kerkgangers moeten knielen. Vervolgens het statige vierde deel, het Sanctus. Het onbezorgde Benedictus barst van de juichende Hosanna’s. Afsluitend, het Agnus Dei, dat begint met een sopraanaria, maar als slot een melodie uit het eerste deel herhaalt, waardoor de muzikale  cirkel zich sluit.

De hobopartij heeft een opmerkelijke rol. Het laatste deel van de mis, de aria uit het Agnus Dei, wordt later door Mozart nog eens ingezet in de profane aria Dove sono i bei momenti gezongen door gravin Almaviva in de opera Le Nozze di Figaro.

Hoewel, zoals genoemd, een korte mis, is het wel een mis met grandeur. Meteen al in het ‘Kyrie’ wordt een indruk van grootsheid, van pracht en praal gegeven dankzij de inzet van het koper: twee hoorns, twee trompetten en drie trombones. Veel van de koorgedeelten zijn homofonisch waardoor ze met alle vier de partijen in dezelfde ritmische waarden een heel direct en pakkend karakter krijgen.

Bron: o.a. H.C. Robbins Landon: Mozart isbn.90.4390.312 / Klavierauszug Breitkopf./ Jan de Kruijff: musicalifeiten (muziekdatabank)